In de bak

 

Een synagoge moet in het bezit zijn van boeken. Er dienen uiteraard de voor de dienst noodzakelijke siddoerim (gebedenboeken) en choemasjim (Pentateuch-uitgaven) aanwezig te zijn. Maar er moeten ook boeken zijn om uit te leren, voor, na, tussen en ook gedurende de sjoeldiensten: delen van de Misjnah en de Talmoed, codificaties van de Joodse wet, commentaren op alles, commentaren op die commentaren, enz. In Amsterdamse sjoels, zover ik me kan herinneren, is dat niet zo het geval (ik kan me met zekerheid herinneren dat ik een rabbijn, een geleerde, hierover heb horen klagen), maar in het Israëlische stadje waar ik woon wel. Nu zijn er hier meer sjoels dan er Roomse kerken zijn in Rome (zeker per vierkante kilometer) en de meeste daarvan zijn tevens een beit medrasj, een leerhuis. In één daarvan, die van de chassidim van Karlin-Stolin, loopt de gezamenlijke lengte van de uitpuilende boekenplanken op tot meer dan honderd meter. De sjoel van Karlin-Stolin heeft overigens ook een mastodontisch gebeeldhouwd aron kodesj; deze chassidim pakken de zaken groot aan. Alles bij elkaar zijn er in mijn woonplaats heel veel Joodse boeken te vinden, niet alleen in al die sjoels, maar ook nog eens bij de mensen thuis.

Ten eerste, ten tweede, om mijn echtgenote te citeren. De huishoudelijke scheiding van afval is in mijn woonplaats nog steeds een relatief onbekend begrip. Alles gaat, inclusief tuin- en klein chemisch afval, in dezelfde vuilnisbak, behalve plastic flessen en sjeimes. De verzamelnaam sjeimes duidt op geschriften die de Heilige Naam bevatten, meestal in de vorm van de letters joed-joed of joed-hee-wav-hee, die wel als zodanig geschreven of gedrukt mag worden, maar niet uitgesproken en al helemaal niet, als het betreffende geschrift om wat voor reden dan ook afgedankt wordt, tussen het andere huisvuil (lekkende batterijen, volgepoepte luiers, rottende koolbladeren, enz.) weggeworpen. In mijn woonplaats staan er daarom hier en daar langs de openbare weg sjeimesbakken opgesteld, menshoge metalen kasten met bovenin openingen om de sjeimes naar binnen te schuiven. Als zo’n bak vol is, wordt deze geledigd; de inhoud wordt begraven, misschien wel ter aarde besteld.



Wat je in de sjeimesbak deponeert is daarna hefker, d.w.z. zonder eigenaar, en iemand die nog iets in de afgedankte boeken ziet (die zijn dikwijls nog in redelijke staat) mag ze mee naar huis nemen. “Wacht even,” zei een toevallige passant toen ik laatst op het punt stond zelf een paar afdankertjes in de dichtstbijzijnde sjeimesbak te laten zakken. We raakten in gesprek over wat hij nog kon gebruiken. Dat bleek één boek te zijn, de rest mocht door naar de diepte. De sjeimesbak biedt niet alleen een nette, rabbinaal goedgekeurde mogelijkheid om van sjeimes af te komen. Een oplettend en geduldig persoon is dankzij de bak ook in staat een kleine Joodse privébibliotheek op te bouwen, vooral in de weken vóór Pesach, als de zucht tot schoonmaken en opruimen het grootst is. Nu kan het zijn dat het niveau in zo’n sjeimesbak net laag is, en je arm te kort. Het komt dan dikwijls voor dat men je tegemoetkomt en de boeken die men kwijt wil in een doos naast de bak zet.

Deze twee punten, de overvloed aan Joodse boeken en de sjeimesbak komen samen in het kleine sjoeltje waar ik lid van ben en waar de gang van zaken plaatsvindt volgens de Hoogduitse ritus. We hebben ternauwernood tien man en daarom niet veel geld. Onze bibliotheek is dan ook maar klein, al wordt deze met zekere regelmaat aangevuld met vondsten in en rond deze of gene sjeimesbak. Op deze wijze verwierven we niet zo lang geleden een uitgave getiteld The Holy Scriptures, Hebrew and English, gepubliceerd door een Brits instituut, The Society for Distributing Hebrew Scriptures.

Er was iets met dat boek, iets vaag christelijks, hoewel de Hebreeuwse tekst, aldus de Hebreeuwse titelpagina, was geredigeerd door een David Ginzburg, iemand met een Joodse naam. Mijn argwaan werd echter versterkt door een boodschap van de Society op de binnenkant van de kaft: “Out of gratitude to the Jewish people for their gift of the Bible to us […], we desire to make the Holy Scriptures available to every Jewish home.” Dat is een gul gebaar, maar een beetje onlogisch. Het Joodse volk heeft toch waarachtig niet alle beschikbare exemplaren van Tanach weggegeven; waarom moet dan elk Joods gezin voorzien worden van een tekst die het naar alle waarschijnlijkheid reeds bezit? Als de Society zo nodig Joodse boeken wil schenken aan de Joden, waarom distribueert ze dan niet gratis exemplaren van de Schottenstein Edition van de Babylonische Talmoed (bevattende de oorspronkelijke tekst en een verklarende Engelse vertaling)? Niet elk Joods gezin heeft de volledige serie (88 delen).

Maar, zo blijkt verder uit de boodschap van de Society, ze is gaarne bereid nog een ander boek te schenken: “Should you be interested in receiving a Hebrew-English New Testament we will gladly send a copy on request.”

Aha.

The Society for Distributing Hebrew Scriptures is in een wip gevonden op het internet, precies zoals ze het hebben wil. Daar herhaalt de Society haar aanbod van gratis tweetalige “Tanakhims”, zoals ze dat stelt, niet alleen met Engelse, maar ook met Duitse, Hongaarse, Franse, Russische, Spaanse en Portugese vertaling, naar keuze. Al die vertalingen hebben gemeen dat ze het werk zijn van Protestantse dominees van diverse kerkgenootschappen. De enige uitzondering is de vertaling in het Jiddisch, van niemand minder dan Yehoash, die zich daar in vreemd gezelschap bevindt. De andere Jiddische tekst in de aanbieding, die van het Nieuwe Testament, is het werk van de apostaat Henry Einspruch. (Diens Jiddisch zou volgens de kenners levendiger, ja authentieker zijn dan dat van Yehoash’ Tanach-vertaling. Maar als je iets in levendig, authentiek Jiddisch wilt lezen, ben je toch waarachtig niet aangewezen op dat Testament in die Einspruch zijn vertaling.) Overigens is de eerdergenoemde David Ginzburg eveneens een apostaat, zich noemende (behalve dan op die Hebreeuwse titelpagina) Christian David Ginzburg.

Eenieder kan gratis boeken aanvragen bij de Society, maar wel met een beperking: alleen “[i]f you are Jewish”. Ik zou de Society willen aanraden haar aandacht op andere heidenen en ongelovigen te richten (daarvan zijn er genoeg, en men bespaart zich de kosten van het Hebreeuwse zet- en drukwerk), want juist met Joden is er een probleem. Nadat ik die The Holy Scriptures, Hebrew and English had ontdekt in ons sjoeltje, vroeg ik de rabbijn wat ermee te doen, waarbij ik hem de missionaire doelstellingen van de Society uiteenzette. “Doe het in genizah,” zei hij, met andere woorden, stop het in de sjeimesbak, want op grond van de Joodse wet mag men zo’n uitgave niet in bezit hebben. Op weg naar huis kwam ik langs een sjeimesbak. Die was kennelijk kortgeleden geleegd, want het boek viel erg diep, nu buiten bereik van ieder ander.

Geen opmerkingen: