Spraakverwarring

Wij zijn thuis Nederlands blijven spreken, deels uit gemakzucht, deels uit noodzaak. De kinderen pikten Hebreeuws snel op; op school hadden ze geen andere keus. Omdat we aansluiting vonden bij de Engelssprekende gemeenschap in Beitar Illit (er wonen hier veel Amerikanen, Britten en Canadezen, benevens enkele Australiërs en Zuidafrikanen), spreken ze ook allemaal goed Engels. Dat heeft gevolgen gehad voor de conversatie thuis: deze geschiedt thans half (en soms helemaal) in het Engels, dikwijls met een scheut Hebreeuwse woorden en begrippen, die zelfs ik begrijp, ook al spreek ik na twaalf jaar nog steeds gebrekkig Hebreeuws. Omgekeerd zit er ook nogal wat Engels (maar vrijwel geen Nederlands) in de kinderen hun Hebreeuws. De echtgenoot van mijn dochter Miriam, Azriël, is geboren in Parijs, maar vanaf zijn zesde hier opgegroeid. Bij zijn moeder thuis in Jeruzalem is de voertaal een combinatie van Hebreeuws en Frans. Ziehier de achtergrond voor de volgende sketch, die plaats vond bij Azriëls moeder (oorspronkelijk in het Hebreeuws). De moeder van Azriël is aan het pannekoeken bakken en vraagt: Miriam, wil crêpes eten? Miriam, een beetje verontwaardigd over zo’n voorstel: Nee, ik wil geen crap!

Geen opmerkingen: