De één voelt zich
onzeker in een vreemd café, een ander iemand breekt het zweet uit in een
leesbibliotheek, en een derde is niet op zijn gemak in een joodse synagoge. Het
lijkt wel of het hier allemaal habitués zijn! Iedereen schijnt elkaar te
kennen en te weten hoe het hier toegaat en wat ze hier doen.
Nu kun je je door
voorbereiding in zekere mate wapenen tegen een dergelijke situatie. In het
geval van sjoelbezoek kun je thuis van tevoren Baderech lezen, al
tientallen jaren in de handel en nog steeds niet uitverkocht. Het boekje bevat
een aantal toepasselijke hoofdstukken, waarin rabbijn Ies Vorst uitlegt wat er
nu eigenlijk gebeurt in zo’n sjoel – tenminste, als ik me dat goed herinner,
want ik ben mijn exemplaar al een tijdje kwijt.
Geen nood, want ik ben
zelf een habitué in sjoel, net als de rest van de mannelijke bevolking van het
vrome stadje Beitar Illit in de heuvels van Judea. Maar omdat ik hier al sinds
het eind van de vorige eeuw woon, weet ik niet meer zo goed, hoe het ook alweer
precies toeging in sjoel in Amsterdam. Daarom had ik mijn hoop gevestigd
op rabbijn Jehoeda Brillemans Minhagee Amsterdam, waarvan iemand mij een
exemplaar van de Nederlandse vertaling (2007) cadeau had gedaan.
Nu blijkt bij lezing van
Minhagee Amsterdam al snel dat het geen antropologische studie is,
waaraan nauwkeurige observatie ten grondslag heeft gelegen. Zo zou men niet
over “onnodige zaken” spreken in sjoel. Ik heb het nog even geverifieerd bij
een andere Hollander in Beitar Illit, maar ook volgens hem was dat helemaal
niet de minhag in Amsterdam. Ik herinner me wel dat in een bepaalde sjoel de
gabbe met vlakke hand op de bima placht te slaan, als de conversatie het lajnen
van de haftara begon te overstemmen. Dát was de minhag!
Minhagee
Amsterdam is meer een studie naar
de wijze waarop gabba’iem, parnassijns en rabbijnen wensten dat men zich
gedroeg in sjoel. En juist omdat het daar in de praktijk soms niet zo van kwam,
vind je allerlei interessante nieuwtjes in het boek. Ik heb bijvoorbeeld nooit
geweten dat “niemand... zonder toestemming van de parnasiem tussen de Aron
hakodesj en de bima [mag] staan”. Dat is een eigenaardige bepaling, als je
bedenkt dat er in de Asjkenazische sjoels hier in Beitar Illit en
waarschijnlijk ook elders in Israël, vrijwel altijd banken en tafels tussen
Aron hakodesj en bima staan, en de occupeerders daarvan tijdens Borchoe,
Sjemone ‘Esre, kaddisj en ’Alenoe vanzelf tussen beide in komen
te staan. Maar in Amsterdam en elders in Nederland staan en stonden er geen
banken op die plaats. Als ik het mij goed herinner, staat er niets – behalve
soms, zoals in de Jacob Obrechtstraat en de Lekstraat, een soort
bijzettafeltje.
En dan is er nog iets:
aan weerszijden van deze lege ruimte tussen Aron hakodesj en bima staan de
banken dikwijls een kwartslag gedraaid, en zitten de occupeerders niet met het
gezicht in de richting van Jeruzalem, maar – althans de voorste rijen aan
weerszijden – met het gezicht naar elkaar toe. Dat verklaart meteen het bestaan
van de lege ruimte: anders zit je elkaar zo van dichtbij aan te kijken.
Nu heeft een dergelijke opstelling van het meubilair wel degelijk een functie, althans een effect: een statig verloop van de kleine processie die het sefer Torah van de Aron hakodesj naar de bima, en na het lajnen en hagbe weer terugbrengt, onder het gezang van de gemeente (l’cho Hasjeim hagedoeloh enz., resp. houdou ngal eretz w’sjomojiem enz.). Als zodanig lijkt het wel of er sprake is van wat architectuur- en kerkhistorici een bankenplan noemen – wat heet: een liturgische dispositie! – zeker in vergelijking met het in beginsel informele karakter van de joodse eredienst (je kunt overal minje maken, desnoods buiten op de stoep, als het er maar niet stinkt). De lege ruimte tussen Aron hakodesj en bima is als het ware een soort van een toneel, waar een onbevoegde zich niet zomaar mag ophouden, laat staan met een ander mag staan smoezen, al valt dit laatste onder een ander verbod.
Maakt het nu allemaal
iets uit? Hier staan de banken zó en ergens anders staan ze zó, en wat dan nog?
Inderdaad – maar voor mijzelf is er toch een praktisch onderscheid. In mijn
woonplaats Beitar Illit ben ik lid van de “Duitse” sjoel, die zich houdt aan de
noesach van Frankfort aan de Main, volgens kenners de meest oorspronkelijke
Asjkenazische ritus. Van vreemde (luriaanse, chassidische, e.d.) smetten vrij,
zal ik maar zeggen. Nu heb ik het eens nagekeken, en het blijkt dat zowel in de
sjoel van de Israelitische Religionsgesellschaft in Frankfort (de
gemeente van rabbijn S.R. Hirsch), als in die van de opvolger daarvan, Kehillas
Adass Jeschurun in Washington Heights, New York, er gewoon rijen banken
tussen Aron hakodesj en bima staan, allemaal met de neus naar voren. Hetzelfde
geldt voor de sjoel van de oorspronkelijke gemeente, waarvan de
Religionsgesellschaft was afgescheurd. En zo staan ook de banken in mijn Duitse
sjoel, die overigens de sjoel van een Litvisje jongensschool is die we
voor sjabbos en jomtov huren.
Maar ik heb ook een afbeelding van een uit 1855 daterende tekening gevonden, van de “oude”, allang niet meer bestaande sjoel in de Judengasse in Frankfort, waarop de banken ook een kwartslag gedraaid zijn en aan de zijden staan. Ik weet niet of ik dit nu aan de andere leden van de Duitse sjoel moet vertellen. Het is momenteel al zo, dat vrijdagmiddag de ’amoed van naast de Aron hakodesj tot ervoor versleept wordt, de eigenlijke plaats volgens de oorspronkelijke minhag. Toegegeven, een kleine verbouwing, maar waar het, wat mij betreft, wel bij mag blijven.
Kort nadat ik
bovenstaande had geschreven, belde de eerdergenoemde Hollander met de
mededeling dat rav Just was overleden en dat hij diezelfde avond op Har HaZetim
begraven zou worden. De lewaje was ’s ochtends vroeg al begonnen op het traject
Amsterdam-Schiphol, de avond daarvoor voorafgegaan door een herdenkingsdienst
in de sjoel in de J. Obrechtstraat. Ik zag daar later beelden van op YouTube.
Interessant genoeg bleek de lege ruimte in deze sjoel nog een functie te
hebben, al wordt deze zelden benut: tijdens de hespedim stond de kist
met het stoffelijke overschot van de rav er opgesteld. Vervolgens was er rondom
de baar ampel bewegingsruimte voor de zeven hakafot.
(2010)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten