Aan de oevers van de Kattenburgervaart

Mijn jeugd speelde zich voor een belangrijk deel af aan de oevers van de Kattenburgervaart. Aan de ene kant daarvan, op Kattenburg, had je de speeltuin, kleuterschool De Geranium, en daarachter het pleintje met de basketbalpalen. Basketbal heb ik er nooit zien spelen, maar het asfalt ervan leende zich goed voor tollen en rolschaatsen, zij het veel minder als ondergrond voor het stoken van vuur. Om die plekken moest je daarna ook heen schaatsen.

Het houten bruggetje over bevond zich het Wittenburgerhoofd met het gemeentelijk badhuis, een eigenaardig rond gebouw met een achtkantige bovenverdieping met ramen en een torentje voor de schoorstenen op het eveneens achtkantige dak. Naast het badhuis, op de hoek van de Ravenstraat, was de Parelschool, die toen gevestigd was in een solide, eind 19e-eeuws schoolgebouw, waarvan de hoge, ruime lokalen nog berekend waren op klassen van minstens 48 leerlingen.

Ik was een leerling van de Parelschool en ook een regelmatig bezoeker van het badhuis, samen met de rest van mijn klas. De schoolleiding vond het dienstig als de kinderen van de Eilanden, waar haast geen enkel huis een badkamer bezat, in ieder geval eens per week met een waterstraal in aanraking kwamen. Voor ons was het telkens weer een uitje, met attracties als het gooien met natte washandjes en het slaan met handdoeken op elkaars blote rug. Er was ook een badmeester die ons probeerde te koeioneren en die af en toe een bedenkelijke mop had.

De meeste schooljaren bracht ik door in een lokaal dat uitzicht bood over de vaart heen op Kattenburg. De sloop daarvan heb ik stap voor stap kunnen volgen. De Parelschool zelf, die in 1962 nog ingrijpend verbouwd en toen weer als nieuw was, ging eind jaren zeventig tegen de vlakte, net als het badhuis.

Tijdens voornoemde verbouwing zat ik in de eerste klas, die zo lang onderdak had gekregen in De Geranium. Aan de straatkant was dit een nogal somber gebouw, maar van binnen was het mooi en licht. Het trappenhuis bevatte een grote wandschildering, die ik als zesjarige nogal raar vond en daarom wel tot de moderne kunst behoord zal hebben. De Geranium was rond 1920 onder architectuur gebouwd, maar eind jaren zestig was de drang bij het gemeentebestuur om op Kattenburg met een schone lei te beginnen zo groot, dat ook dit schoolgebouw, met inbegrip van de wandschildering, verdween.

Daarmee verdween ook het aan de kant van de aangrenzende speeltuin, met witte verf op de zijmuur van De Geranium geschilderde doel. Er stond met grote letters de clubnaam F.I.T. in, maar het hoorde als het ware van de Parelschool, omdat wij de speelkwartieren meestal voetballend in de speeltuin op Kattenburg doorbrachten.

Voetbal speelde een grote rol op de Parelschool. In 1964 werden de zesdeklassers kampioen schoolvoetbal van Amsterdam. Het jaar daarop werd de Parelschool in de finale nipt met 1-0 verslagen. De leraar gymnastiek was in die tijd niemand minder dan Peet Petersen, semiprof bij Ajax en viermaal uitgekomen voor het Nederlands Elftal. Formeel had Petersen niets met de schoolvoetbalelftallen te maken, maar hij moet van invloed geweest zijn op onze ontwikkeling. Ik kan mij namelijk niet herinneren dat wij tijdens zijn gymlessen ooit iets anders deden dan paaltjesvoetbal, waaraan hij zelf dikwijls naar hartelust meedeed.

In een vriendschappelijke interland tegen wereldkampioen Brazilië in het voorjaar van 1963 scoorde Petersen, vlak voor tijd, het enige en winnende doelpunt. Daags daarna werd Petersen bij zijn komst naar school buiten in de Ravenstraat opgewacht door alle leerlingen en leerkrachten, alsmede de voltallige oudercommissie. Het hoofd der school, meester de Groot, overhandigde hem een grote vaas van wit aardewerk, gevuld met bloemen. Petersen, die wist hoe je zulke dingen deed, droeg vervolgens de aardewerkvaas in triomf door de juichende menigte kinderen, alsof het de Gouden Wereldbeker was.

Zelf maakte ik in 1967 deel uit van het schoolelftal dat het op sportpark Drieburg tot de kwartfinale bracht. Wij speelden toen sinds kort in nieuwe, droge shirts. Tijdens eerdere oefenwedstrijden was het de gewoonte geweest om de met zweet doordrenkte shirts van de vijfdeklassers, die de wedstrijd voor ons speelden, aan te trekken. Mijn moeder vond dit haaks staan op het beleid om ons eens per week naar het badhuis te sturen, en zorgde ervoor dat ik een eigen, telkens opnieuw schoon en gestreken shirt had, als enige van het elftal. Zelf trok ik veel liever een nat shirt aan dan dat ik voor kapsoneslijer werd aangezien, maar ze hield me in de gaten. De nieuwe shirts brachten uitkomst.

We verloren de kwartfinale (0-0) na loting. De Parelschool had gedurende de hele wedstrijd een duidelijk overwicht gehad, maar wat we ook probeerden, we konden de bal er niet in krijgen. Ik weet dat Peet Petersen hier niets te verwijten valt. Hij was toen al lang naar NAC vertrokken en we had al geruime tijd een gymleraar die nooit van paaltjesvoetbal had gehoord. Toch was het eigenaardig, hoe vaak we tijdens deze wedstrijd tegen de paal schoten. (2005)

 

Geen opmerkingen: