Niet van echt te onderscheiden

 

In de Eerste Van Swindenstraat, de cardo (of de decumanus, daar wil ik af wezen) van de Amsterdamse Dapperbuurt, waren er drie etalages die op mij als knaap indruk maakten: die van een muziekwinkel (gitaren!), een winkel in feestartikelen en, even verderop aan dezelfde kant, die van een banketbakker. In het najaar was bij deze laatste altijd een uitstalling te zien van een diversiteit aan fruit, worsten, poppetjes en beestjes, allemaal gemaakt van marsepein. Het hyperrealisme als stroming in de hedendaagse kunst was in die tijd nog in opkomst, maar deze banketbakker hield er zich, zonder stimulans van theorie en kunstkritisch commentaar, allang mee bezig. Vooral de vruchten en de worsten, op ware grootte, waren met het blote oog niet van echt te onderscheiden1, daar moest je ze voor proeven. (Ik weet niet of je er dan ook achter kwam dat het geen echte marsepein was, maar wittebonenpasta met een druppel amandelessence. Laten we zeggen dat het echte marsepein was.)

Deze banketbakker was niet de enige die deze artikelen aanbood, naar ik aannam (mijn wereld was nog klein en dit was de etalage die ik uit eigen aanschouwing kende), en deze zaak in de Van Swindenstraat was uiteraard niet de enige plaats waar kookkunst en beeldende kunst samenkwamen, in deze of andere vorm. Voedsel, zowel rauw als bereid, is immers het onderwerp van bijvoorbeeld het keukenstuk en het banketje. Culinaire fotografie maakt dikwijls een zeer kunstvaardige indruk. Dat is niet alleen een kwestie van goed fotograferen, maar ook van de esthetische wijze waarop de kok (m/v) het gerecht heeft opgediend. In een Japans kookboek, ooit in mijn bezit, stond daarvan een goed voorbeeld: een bord met sashimi, flinterdun gesneden vis, zodanig neergelegd dat er een afbeelding van een kraanvogel was ontstaan. Arcimboldo, bij wijze van spreken, maar dan met echte vis.

Het is mij nog nooit overkomen, ik weet daarom niet wat je zegt als je zo’n bord krijgt voorgezet. O wat mooi, zonde om op te eten? Of: wel mooi, dat bord, maar jammer van de moeite, want we gaan het toch leegeten? (Dat is overigens raadzaam, want sashimi is rauwe vis, daar kun je beter niet te lang mee wachten.)

Normaal gesproken heb je als kind te horen gekregen om niet met je eten te spelen. Sommige kunstenaars in het verleden hebben dat kennelijk niet meegekregen of naast zich neergelegd. In zijn levensbeschrijving van Giovan Francesco Rustici (1475-1554) vertelt Vasari2 hierover als hij, op grond van horen zeggen, verslag doet van een banket, ergens in het begin van de 16e eeuw aangericht door de door Rustici voorgezeten Società del Pauiolo. Dit Gezelschap van de Ketel bestond uit een dozijn kunstenaars, waarvan Andrea del Sarto (1486-1530) heden nog de bekendste is. Elke kunstenaar diende voor dit banket een origineel en kunstzinnig gerecht te bereiden (alcuna cosa da cena, fatta con qualche bella invenzione, in de woorden van Vasari). Vasari vertelt van enkele kunstenaars wat ze meegebracht hadden, maar van de bijdrage van Andrea del Sarto geeft hij een tamelijk uitgebreide beschrijving.

Andreas gerecht stelde een achthoekig kerkgebouwtje voor, om en nabij een model van het Florentijnse baptisterium (Battistero di S. Giovanni), maar dan opgericht op zuilen. Die zuilen waren worsten, geplaatst op een ondergrond van gelei in diverse kleurschakeringen. De sokkels en kapitelen ervan waren gemaakt van Parmezaanse kaas en de kroonlijst (i cornicioni, zegt Vasari, meervoud; bedoelt hij het hele hoofdgestel?) van suikerwerk. Waarvan Andrea del Sarto het kerkmodel zelf had gemaakt, vermeldt Vasari niet, alleen dat de absis (tribuna) van, jawel, marsepein was. Verder maakten diverse gebraden vogels en vogeltjes (zanglijsters, duiven en ortolanen) deel uit van de compositie, voorstellende een kerkkoor. Het moet een bijzonder geheel geweest zijn om naar te kijken, maar de vraag is wel: zag het er ook appetijtelijk uit? Dat zulks van ondergeschikt belang was of mogelijk helemaal niet de bedoeling, leid ik af uit Vasaris beschrijving, even verderop in zijn Vita van Rustici, van een banket, gehouden in 1512, van een ander gezelschap, dat van de Troffel (Compagnia della Cazzuola), met als thema: de hel. Wat daar voor gerechten ter tafel kwamen, overeenkomstig het thema van de avond, waren allemaal walgelijke en afstotende dieren, in de vorm van slangen, hagedissen, grote spinnen, padden en kikvorsen, schorpioenen en vleermuizen.3 Het was niettemin de bedoeling om ze op te eten, na enige weerstand, gegriezel en gekokhals. Van binnen zaten namelijk allerlei lekkernijen.4

We zijn hier ver verwijderd van het culinaire uitgangspunt dat de vorm moet uitnodigen tot consumptie van de inhoud: het moet vooral lekker smaken, al wil het oog ook wel iets.

Om terug te keren naar die banketbakkersetalage in de Van Swindenstraat – bij het bekijken van de daar uitgestalde marsepein sjpritste mij het water niet bepaald in de mond. Ik onderging daar voor dat raam zuiver kunstgenot, niet ongelijk, zij het minder wereldwijs, hetgeen de leden van het Gezelschap van de Ketel ondervonden moeten hebben bij het zien van zo’n bella invenzione. Het zat zo, ik hield helemaal niet van marsepein.

1 Als zodanig vertoonde die marsepein enige verwantschap met enkele artikelen in de etalage van de feestwinkel: een plastic plak kots, een keur aan kunstpoep, waaronder mijn favoriet (die ik me daadwerkelijk heb aangeschaft), een platgetreden halve hondendrol die je aan de rand van je schoen kon bevestigen.

2 Giorgio Vasari, Le Vite... (ed. G. Milanesi), VI, Florence, Sansoni, 1881, p. 610-611 en 616.

3serpenti, biscie, ramarri, lucertole, tarantole, botte, ranocchi, scorpioni, pipistrelli... De feestwinkel had, zoals dat betaamt (want laten griezelen en schrikken is leuk), ook een aanbod van eng gedierte, maar dan van plastic.

4ma però dentro, sotto la forma del pasticcio e coperta abominevole, erano cibi delicatissimi e di più sorti.

 


Geen opmerkingen: