Op mijn Facebook-profiel
stond: “writing a book, of course, like everybody else”. Nu is dit niet
helemaal waar, er nog van afgezien dat weliswaar menigeen, maar lang
niet iedereen boeken schrijft. Als ik ergens een beroep moet opgeven, is dat
doorgaans freelance writer, hetgeen betekent dat ik in het verleden
artikelen voor weekbladen heb geschreven, bereid ben dat opnieuw te doen, en
intussen, als ik daar zin in heb, met een potlood in een bloknootje zit te
krassen. Ik denk ook wel eens aan een boek, maar dat ik momenteel daadwerkelijk
bezig ben er eentje te schrijven – nou nee.
Toegegeven, dat is een kwestie van luiheid. Maar ik heb ook een rationalisatie.
Ik vraag me af of ik wel een goede reden heb om een boek te schrijven.
Nu zijn er, voor zover ik dat kan bedenken, de volgende goede redenen. Je kunt
met het schrijven van boeken een hoop geld verdienen. Zelfs als je één honderdste
van de omzet van J.K. Rowling, Dan Brown of John Grisham zou bereiken, is dat
al de moeite waard. Ook als je je aan geld niets gelegen laat liggen en slechts
gedreven wordt door de wens – of de zucht – iets mede te delen waarvan je vindt
dat anderen dat moeten lezen – als nu maar genoeg mensen dat ook inderdaad
doen, dan heb je evengoed een bestseller. Maar ook als dat niet het geval
is: krijg je bijval van geschoolde critici, dan is een zekere literaire roem je
deel. Je uitgever zal het niet zo waarderen, maar je volgende boek zou zelfs
een Geheimtipp für Kenner kunnen zijn.
Geld, een aandachtig publiek, literaire roem, het zijn alle drie goede redenen
om aan je schrijftafel plaats te nemen; helaas ligt teleurstelling al in ze
besloten. De kritiek negeert je; je boek wordt geen bestseller; in feite
stellen maar heel weinig mensen belang in wat je te zeggen hebt. Hier spreekt
natuurlijk, behalve luiheid, mijn eigen faalangst. Een ander hoeft van geen van
beide last te hebben en kan zich voorts sterken met de gedachte dat er
waarachtig wel grotere rotzooi is geschreven, gedrukt én verkocht. En naar alle
waarschijnlijkheid is dat ook zo. Sinds de uitvinding van de boekdrukkunst
heeft menige boerenlul zich geroepen gevoeld het zijne toe te voegen aan een
steeds hogere en wijdere, maar meest ongelezen boekenberg. Misschien maakt dit
alles je niet uit, zelfs niet als de eerste en enige oplage van je boek al na
korte tijd wordt verramsjt of benut als grondstof voor nieuw papier waarop
vervolgens iets anders gedrukt kan worden. Immers, je kunt jezelf nu met recht
en reden schrijver noemen, of auteur, of zelfs letterkundige. Dat zoiets belangrijk
is, leid ik af uit het visitekaartje van een kennis hier in Israël, waarop deze
zichzelf als “author” betitelde, omdat hij met zekere regelmaat ingezonden
brieven naar de Jerusalem Post schreef. (Nu heeft hij een weblog, waarop
hij, naast andere zaken, meedeelt dat hij bezig is een boek te schrijven).
Schrijver genoemd te kunnen worden is voor mij echter geen motivatie – om een
technische reden. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft een
website onder de titel Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren.
Eén onderdeel daarvan is een lange lijst van Nederlandse auteurs – waar ik, tot
mijn eigen verbazing, in sta, niet ver onder Reve, Gerard en Reve, Karel van
het (puur alfabetisch, dat spreekt). Als je op mijn naam klikt, krijg je een
pagina met opnieuw mijn naam en de mededeling: “geen titels beschikbaar”. Dat
klopt, maar ik sta toch maar mooi in die lijst, zonder dat ik daar iets voor
heb hoeven doen. Ik bén al schrijver, wat de Maatschappij der Nederlandse
Letterkunde betreft!
Naschrift
Het raadsel is opgelost. De Digitale Bibliotheek der Nederlandse Letteren
is bezig de inhoud van De Gids te digitaliseren. Daar heb ik ooit een
stukje voor geschreven, dat nu ook bij de DBNL te vinden is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten