In een thriller van de Amerikaanse schrijver Trevanian (R.W.
Whitaker, 1931-2005) maakt de held zich door zelfstudie het Baskisch eigen
– een taal die met geen enkele andere taal verwant is en die door de meeste
Basken niet eens gesproken wordt. Zoiets doe je alleen als je langdurig in
eenzame opsluiting zit, met als enige afleiding een Baskisch woordenboek. Dat
is in de roman van Trevanian dan ook het geval. Een vreemde taal is iets
gemakkelijker te leren als deze enig houvast biedt. Probeer maar eens wijs te
worden uit Pools – ik geef mezelf daarbij net zoveel kans als bij het Baskisch,
maar voor iemand die het verwante Russisch kent is het niet zo’n probleem. Hoe
zit het, in dit licht, met de moeilijkheid van het Hebreeuws dat, ongelijk het
Nederlands en het Pools, niet eens een Indo-Europese taal is? In het geval van
het Hebreeuws hebben wij, d.w.z. alle bewoners van deze aardbol, wat voor taal
wij van huis uit ook spreken, de mazzel dat wij hier te maken hebben met moeder
van alle talen.
Zoals vrij algemeen bekend was ten tijde van de bouw van de
Toren van Babel “de gehele aarde één taal en enerlei woorden” (Gen. 11:1).
Omdat deze toren tegen Zijn wil was, legde de Eeuwige het project plat: “Laat
ons afdalen en daar hun taal verwarren, zodat de een de taal des anderen niet
verstaat” (Gen. 11:7). Rasjie geeft in zijn commentaar op dit vers een beeldend
voorbeeld van de gevolgen hiervan voor de bouwactiviteit: “Deze vroeg een
baksteen, en gene bracht kalk; en deze stond tegen hem op en sloeg hem de
hersens in.” Volgens de traditionele opvatting is die ene, oorspronkelijke taal
het Hebreeuws. Rasjie zegt dit met stelligheid in zijn commentaar op Gen. 11:1
(“de heilige taal”) en R. Jakov Ba’al Hatoeriem (1275-1343) stelt vast dat de
gematria van één taal (safah achat) overeenkomt met die van heilige
taal (lasjon hakodesj), nu ja, bijna dan, maar het verschil (795-794) is
verwaarloosbaar. In de Jeruzalemse Talmoed lijkt er toch een meningsverschil
over te bestaan: “Rabbi Eliezer en rabbi Jochanan, één zei dat zij [de bouwers
van de toren] in de zeventig talen spraken, en één zei dat zij in de enige taal
van de wereld spraken, de heilige taal” (JT Megilla I:9). Volgens R. Baroech
Epstein spraken de zeventig clans die van de zonen van Noach afstamden
inderdaad evenzovele talen (volgens Rabbiner Hirsch het gevolg van natuurlijke
dialectvorming onder de groeiende wereldbevolking in de 400 jaar na de
zondvloed), maar iedereen beheerste eveneens het Hebreeuws. De Babylonische
taalverwarring kwam erop neer, dat G’d de mensen de lingua franca, het
algemeen beschaafde Hebreeuws deed vergeteni
– met uitzondering, uiteraard, van Avraham en diens nageslacht, het Joodse
volk. De zeventig dialecten waren, zo moet je je dat kennelijk voorstellen, op
dat moment al divers genoeg om de door Rasjie geschetste gevolgen te hebben, en
zouden daarna alleen nog meer gaan verschillen.
Als je Baskisch, Pools en Nederlands naast elkaar ziet, krijg
je de indruk dat de Eeuwige indertijd grondig te werk is gegaan. Maar er zijn
geleerden die menen dat als je goed kijkt, je sporen van het Hebreeuws kunt
aantreffen in andere talen. Azariah dei Rossi (1513-1578) is zo’n geleerde. Hij
geeft in zijn Meor ‘einajim (1573-1575) een lijst van meer dan
tweeduizend Hebreeuwse woorden die je terug kunt vinden in het Latijn, het
Grieks en het Italiaans.ii
In zijn voetsporen is nu, in onze tijd, Isaac E. Mozeson getreden, met dit
verschil dat Mozeson veel meer woorden van Hebreeuwse herkomst aanwijst (alleen
al 23.000 in het Engels) en voorts van mening is dat je dat in alle talen
kunt doen, inclusief het Baskisch. Het praktisch nut hiervan ontgaat Mozeson
niet: “... this research allows for easier foreign language acquisition.
It is far more effective to teach Hebrew to English speakers when LaBHan
(white) is paired with ALBINO or HaLaL (space) is positioned near HOLE and
HOLLOW.” En omgekeerd, “a person who knows Hebrew well can fully understand
English, Basque or Swahili.”iii
Isaac E. Mozeson (geb. 1951) is al geruime tijd actief in de
taalkunde. Reeds in 1989 publiceerde hij The Word: The Dictionary That
Reveals the Hebrew Source of English, gevolgd door The Origin of
Speeches (2006). Beide boeken maken deel uit van een groot project waaraan
Mozeson en een internationale schare van medewerkers bezig zijn, het
blootleggen van de etymologische wortels van, in beginsel, alle woorden in,
eveneens in beginsel, alle talen. De voortgang daarvan is te volgen op enkele
websites. De doelstelling van dit onderzoek is het ophopen van bewijzen voor de
stelling dat alle talen in feite voortkomen uit het Hebreeuws. Volgens Mozeson
hebben we trouwens niet te maken met talen, maar met dialecten, verschillende wijzen
van verhaspeling van het Hebreeuws – vandaar zijn bewering: “(...) you never
heard a word that wasn’t Hebrew.” Omdat Avraham in de loop der geschiedenis pas
de eerste Hebreeër is, heeft Mozeson het liever over Edeens, omdat de
eerste en oorspronkelijke taal, het latere Hebreeuws, reeds in de Tuin van Eden
gesproken werd, door Adam en Eva, en tenminste één dier, de slang, het
listigste dier des velds.
Dit is allemaal geenszins bij wijze van spreken. Ook de
spraakverwarring van Genesis 11:7 is voor Mozeson een historische gebeurtenis
die hij, met omhaal van wetenschappelijke woorden, aanduidt als “a
neuro-linguistic disturbance [that] was the Big Bang of language dispersion”.
Ik heb de indruk dat Mozeson weliswaar een creationist is, maar ook weer niet zo
heel strikt in de ultraorthodox-joodse resp. fundamentalistisch christelijke
leer, dat hij meent dat het heelal thans niet meer dan 5774 jaar oud is. Tot
ondersteuning van zijn theorie dat het Hebreeuws alias Edeens de
oorspronkelijke taal van Homo sapiens is, haalt hij tenminste de vondst
aan, in 1992, van de oudste menselijke resten met een tongbeen (os hyoides),
in de grotten van Kebara nabij Haifa. Hij zegt het er niet bij, maar uit andere
bron heb ik vernomen dat deze resten zo’n 60.000 jaar oud zijn. “The hyoid is
the bone stuck in the throat of Edenics deniers,” aldus Mozeson. Het tongbeen
zou namelijk de menselijke spraak dienen – en uitgerekend het oudst bekende
exemplaar is hier in Eretz Jisraël opgedoken. “Until older remains are found
elsewhere, the burden of proof is on the scientific community to demonstrate
that the first human speakers were NOT Proto-Semitic or Hebrew speakers.”
(Commentaar lijkt me overbodig; ik wil alleen aantekenen, dat de gevonden
resten die van een Neanderthaler waren, en dat de aanwezigheid van het
tongbeen niet noodzakelijkerwijs op spraakvermogen wijst.iv)
Ook niet direct uit gezaghebbende rabbijnse bron is het geologische verschijnsel
continentenverschuiving, al geeft Mozeson er een koosjere draai aan:
“(...) the break-up of the Earth, begun by the Deluge, set off a Continent
Drift (…). Humans often didn’t have to migrate thousands of miles – the earth
did the splitting for them.” Dit ter verklaring van de volksverhuizing die
gepaard ging met de spraakverwarring (“Zo verstrooide hen de Eeuwige van daar
over de oppervlakte der gehele aarde (...)”, Gen. 11:8).
Het zal intussen duidelijk zijn dat Mozeson zich gemakkelijk
blootstelt aan smalen en geschamper. Toegegeven, ik heb hier een paar saillante
citaten bij elkaar geharkt, die in hun context misschien iets minder
potsierlijk klinken. De echte linguïsten – die met een universitaire opleiding,
niet de autodidacten – hebben Mozeson trouwens over het algemeen genegeerd,
hoewel hij zich op hun vakgebied begeeft.v
Dat ligt misschien ook aan de manier waarop hij dat doet (hier komt weer zo’n
citaat): “Like those who condemned the heresy of Copernicus, these religious
fanatics of scientific atheism will soon be objects of derision.” Wie heeft nu
trek om daarop in te gaan?
Heeft Mozeson, ondanks de onaantrekkelijke verpakking,
misschien toch iets te bieden waar iemand iets aan heeft? Je zou zelf linguïst
moeten zijn om dat werkelijk te kunnen beoordelen. Maar ook als je dat niet
bent, zoals ik, is het toch mogelijk om een mening te vormen.
Waar het Mozeson om gaat is het herleiden van een woord in
een andere taal naar een Hebreeuws woord dat erop lijkt, bijvoorbeeld het
Japanse woord samoeraj naar het Hebreeuwse sjomer (wachter).
Beide woorden hebben de medeklinkers S (bijna hetzelfde als Sj), M en R gemeen,
alsmede een zekere overeenkomst van betekenis. In het systeem van Mozeson zijn
de klinkers niet van belang, hier niet en nergens anders.vi
Ik vermoed dat hij zich hierbij baseert op een eigenaardigheid van het
Hebreeuws, waarin soms twee, maar meestal drie medeklinkers, de wortel,
de basisbetekenis van een woord uitmaken, waarna verschillende combinaties van
klinkers en eventueel voor- en achtervoegsels een specifieke betekenis
opleveren. Zo is de basisbetekenis van de medeklinkers D, V (of B) en R iets
dat met spreken te maken heeft (davar = woord, diboer = gesprek, ledaber
= spreken in de onbepaalde wijs, diber = hij sprak, enz.). (Deze wortel
is uiteraard een abstractie, omdat deze in de echte taal nu een maal altijd
vergezeld is van klinkers.)
De medeklinkers van een taal zijn te verdelen in
verschillende groepen, elk gebaseerd op de plaats waar de mond ze articuleert.
Nu zouden linguïsten misschien een fijnere onderverdeling makenvii,
waarin ook de tong en het gehemelte een rol spelen, maar Mozeson komt met de
volgende groepen: bilabiale klanken (B, V, W, P, F), keelklanken (H, G, Ch, K,
Q, Hebreeuwse ajin [in Nederland uitgesproken als ngajin]),
tandklanken (D, T, Ts), nasalen (M, N), vloeiklanken (L, R), schuur- en
sisklanken (Z, S, Sj, Ts). Hij heeft dan nog een zevende groep bestaande uit klankloze
klinkers (“voiceless vowels”), hetzij aan het begin van een Hebreeuws woord (alef
en ajin), hetzij aan het eind (H, alef en ajin). Ik neem
aan dat hij klankloze medeklinkers bedoelt, want dat zijn het. In deze groep
plaatst hij ook de J (ik heb geen idee waarom) en de klinkers O en Oe, de
laatste kennelijk omdat deze in geschreven Hebreeuws dikwijls met de letter wav
(V, W) worden aangeduid. Het hele punt van deze indeling is dat binnen elke
groep de medeklinkers inwisselbaar zijn. Mozeson baseert zich hier op de Wet
van (Jacob) Grimm, volgens welke bijvoorbeeld een K in een H kan veranderen
(het Latijnse canis in het Nederlandse hond) en een P in een V
(Het Latijnse pes, pedis in het Nederlandse voet). Zo vind je de
Nederlandse woorden kin en kers in het Engels terug als chin
en cherry, en de Zweedse naam die ongeveer klinkt als Tsjindval wordt
gespeld met een K, zoals oudere voetballiefhebbers zich nog wel herinneren.
Overigens lijkt de Tsj-klank (waarvoor geen Hebreeuwse letter is) Mozeson te
zijn ontgaan, evenals de verandering van K naar Tsj (of andersom), die van de
ene groep medeklinkers naar een andere gaat.
Voorts constateert Mozeson nog twee verschijnselen:
nasalisatie (het opduiken van een M of een N in een woord dat er
oorspronkelijk, of althans in het Hebreeuws, geen heeft) en metathesis (het
verwisselen van plaats van medeklinkers, zodat davar in woord kan
veranderen, en arets [land] in het Latijnse terra).
Om het systeem van Mozeson te beproeven, neme men,
bijvoorbeeld, het woord ei. Ik heb The Word niet bij de hand,
maar één van zijn websites heeft een aardige functie waarmee je Engelse woorden
kunt traceren naar het Hebreeuws. Als je daar het verwante egg invult,
dan blijkt dat afkomstig te zijn van igoel, cirkel. In zijn commentaar
hierbij zegt Mozeson: “No strains of sound or sense is required to see how the
round egg came from Ayin-Gimel.” Daar kun je wel een paar kanttekeningen bij
plaatsen, maar laat ik mij beperken tot de vaststelling dat het wereldwijd
meest bekende ei, het kippeëi, ovaal is (het woord zegt het al). Maar
toegegeven, een ei is meer een cirkel dan dat het een vierkant is. Nu bevat het
woord voor ei in de Romaanse talen (in alle gevallen afgeleid van het Latijnse ovum)
geen keelklank G. Geen nood: “Of, Ayin-Vav-Phey (fowl) is the less
descriptive but entirely logical source of French oeuf, Italian uovo,
and the Spanish huevo.” Het is allemaal niet eens zo vergezocht, net
zomin als de observatie dat er een klank- en betekenisovereenkomst is tussen
het Tsjechische vejce en het Hebreeuwse woord voor ei, beitsah.
Als je nu zou zeggen dat dit toeval is, dan zou Mozeson dat categorisch van de
hand wijzen: “(...) the odds are millions to one against the two words [i.c. vejce
en beitsah] meaning the exact same thing.”
Niettemin, soms heeft Mozeson gewoon geluk, zonder dat hij
het doorheeft. Hij wijst erop dat de medeklinkercombinatie Ch-L de betekenis
ziek, ongezond bevat (een choleh is een zieke in het Hebreeuws) en dat
daar de Engelse woorden ill en ailment van zijn afgeleid, alsmede
het woord melancholiek. De letterlijke betekenis daarvan is echter zwartgallig,
want melas is zwart in het Grieks, en cholos (met een omikron)
gal, op zichzelf een neutraal woord, al kun je last hebben van je gal. Maar er
is ook een Grieks woord cholos met een omega, dat lam of kreupel
betekent – in ieder geval ongezond genoeg, lijkt me, voor Mozeson.
Maar ergens schijnt Mozeson wel nattigheid te voelen. Hij
geeft tenminste toe dat “more intelligent opponents correctly cite that many
coincidences result from there being so few different sounds in the human
mouth,” en dat “one may say there [are] only seven basic letters” (althans in
Mozesons systeem waarin zoveel medeklinkers uitwisselbaar zijn). Niettemin,
stelt hij vast, “[t]he trouble with this mathematical objection to my findings
(say, linking SKUNK to TSaKHaN, stinker)
is that there are a billion billion things/meanings in the
universe and I am not linking SKUNK to a word that means giraffe, cupboard,
them or heavy. ” Hij ziet kennelijk niet in dat er voor deze “ billion billion
things/meanings”, bij een wortel van twee medeklinkers, slechts 7 x 7 = 49, en
bij een wortel van drie, slechts 343 mogelijkheden zijn om ze uit te drukken,
met als gevolg dat elke taal afzonderlijk en de menselijke spraak in het
bijzonder vol zit met homonymen, als medeklinkers zo vrijelijk
verwisseld kunnen worden.viii
Neem de wortel P-R, bekend van het Hebreeuwse peri,
vrucht, en parah, hij was vruchtbaar, bracht voort. Deze wortel is al te
herkennen in het Nederlandse vrucht (P→V) en nog veel duidelijker in peer,
natuurlijk. Maar er zijn meer woorden: fruit (P→F), perzik, abrikoos (P→B),
pruim, spruit en appel (R→L) (Mozeson geeft de Engelse equivalenten). Je zou
ook tarwe (metathesis, P→W) aan dit lijstje kunnen toevoegen (Mozeson doet dat
met barley).ix
Maar omdat zijn systeem zo buitengewoon soepel is, kun je onder gebruikmaking
van het hele assortiment van medeklinkerverandering, metathesis, nasalisatie en
het niet acht nemen van klinkers, hele lijsten Nederlandse woorden genereren
met de wortel P-R, met allerlei betekenissen. In de trant van peer heb
je bijvoorbeeld paar, puur, pier, beer, boer, reep, rap, pil en lip; en in de
trant van fruit: praat, pret, prent, brand, prut, vriend, friet, breed
en troep. Kortom, de mogelijkheden zijn legio en de betekenissen lopen wijd uiteen,
al moet men Mozesons vaardigheden om naar een overeenkomst in betekenis toe te
smoezen niet onderschatten. Die vaardigheden maken trouwens een belangrijk deel
uit van zijn etymologisch systeem.
Mozeson bewijst met zijn etymologische werk het Jodendom geen
goede dienst. Hij schijnt zelf te denken van wel, sterker nog, hij
vereenzelvigt het ermee, getuige de volgende, als het ware ex cathedra gesproken
waarschuwing aan de lezer, voorafgaand aan één van zijn artikelen: “The Edenics
thesis is confirmed by the classical Jewish sages (…) Any Jew rejecting the
Edenics thesis rejects the historicity of Torah, and the wisdom of its
commentators.”x
Integendeel, zou ik zeggen, als het Jodendom je lief is, kun je je het beste
van Mozeson distantiëren, of je nu wel of niet gelooft dat Hebreeuws de
oorspronkelijke taal is, en zo ja, of je dat dan letterlijk of figuurlijk moet
nemen. Aantoonbare flauwekul, aan de man gebracht met veel poeha, om niet te
zeggen kapsones (een woord dat wel uit het Hebreeuws afkomstig is), als het
laatste woord in de linguïstiek én als iets dat onze wijzen altijd al hebben
gezegd, stelt ons mooie geloof alleen maar in een kwade reuk.xi
Maar ik zou Mozeson geenszins de mond willen snoeren, niet alleen omdat hij, net als ieder ander, moet kunnen zeggen wat hij wil, maar ook omdat zijn werk wel degelijk praktisch nut heeft. Ik zou eigenlijk iedereen die Hebreeuws wil leren of zijn woordenschat wil uitbreiden, willen aanbevelen The Word aan te schaffen en veelvuldig te raadplegen. De etymologie van een woord kan dienen, net als associatie met een sterke indruk of een levendige voorstelling ervan voor het geestesoog, als goed hulpmiddel om het beter te onthouden. Het doet er daarbij niet toe of die etymologie correct is, integendeel, hoe maller hoe beter.xii En daarin voorziet Mozeson als geen ander.
i B. Halevi Epstein, Torah Temimah, Vilna, 1904, I, p. 192. S.R. Hirsch, Der Pentateuch, übersetzt und erläutert, 6. Aufl., Frankfurt a.M., 1920, I, p. 168.
ii William Chomsky, Hebrew: The Eternal Language, Philadephia, 1958, p. 28.
iii De hier gegeven citaten van Mozeson zijn afkomstig uit een aantal artikelen die terug te vinden zijn op of downloadbaar zijn van zijn websites edenics.org en edenics.net, tenzij anders aangegeven.
iv Zie deze artikelen in Wikipedia: http://en.wikipedia.org/wiki/Kebara_Cave en http://en.wikipedia.org/wiki/Hyoid_bone.
v
Een nijvere zoektocht op het Internet heeft slechts het volgende opgeleverd,
ondanks het feit dat Mozeson het heeft over “obsessive attacks by philologists
like Noam Chomsky”:
1) Een boos artikel van linguïst David L. Gold in een
feestbundel: “When Religion Intrudes into Etymology”, in B.B. Kachru, H. Kahane
(eds), Cultures, Ideologies, and the Dictionary: Studies in Honor of
Ladislav Zgusta, Tübingen 1995. In een noot op p. 374 staat een aardig
citaat uit een brief van Chomsky: “He [Mozeson] is a quack. Not malicious, I’m
sure.”
2) Een artikel van classicus en linguïst Mark Newbrook,
“Old-Time Religion, Old-Time Language”, Skeptical Inquirer, vol. 31:2,
maart/april 2007, waarin hij kort en bondig afrekent met Mozeson, met als
conclusie: “Mozeson simply does not understand historical linguistics”.
3) Een iets meer gedetailleerde kritiek in een blogpost: http://notidentical.blogspot.co.il/2008/03/edenics-pseudolinguistics-and-ideal.html.
vi “The vowels are too simple. In fact, ancient Semitic (...) barely records vowels.” Dit laatste geldt eveneens voor de hele rabbijnse literatuur en voor vrijwel alle drukwerk in modern Hebreeuws, maar dat wil niet zeggen dat die klinkers er niet zijn. Citaat uit I.E. Mozeson, “Could Pre-Hebrew Be The Safa Ahat Of Genesis 11:1 ? ”, Jewish Bible Quarterly, Vol. 38, No. 1, 2010 , p. 55-61 (hier p. 57).
vii Zie bijvoorbeeld de artikelen in Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Medeklinker en http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_consonants.
viii Wie de kansen precies wil weten, leze dit artikel van Mark Rosenfelder, How likely are chance resemblances between languages? Het is hier te vinden: http://zompist.com/chance.htm. Het gaat helaas aan mijn neus voorbij, alleen al om het feit dat ik niet ben ingevoerd in de gebezigde linguïstische vaktaal en op het gebied van statistiek een analfabeet ben. Het lijkt me voor Mozeson verplichte stof.
ix http://www.edenics.net/english-word-origins.aspx?word=FRUIT.
x Isaac E. Mozeson, Synonyms and Antonyms in the Sacred Language, hier te downloaden: http://xa.yimg.com/kq/groups/22722805/493863825/name/SYNONYMS+AND+ANTONYMS.doc (dit is intussen - 2020 - een dode link).
xi Helaas is Mozeson niet de enige. The Word werd indertijd warm aanbevolen door een zekere rabbijn die ook een boekje had geschreven over het Hebreeuws als de oorsprong der talen. Daarmee vergeleken – maar alleen daarmee – is het werk van Mozeson een toonbeeld van wetenschappelijke bezonnenheid en linguïstische kennis.
xii Joshua Foer, kenner van de werkingen van het geheugen, schrijft daarover: “The more context and meaning you can attach to a piece of information, the likelier it is that you’ll be able to fish it out of your memory at some point in the future. And the more effort you put into creating the memory, the more durable it will be. One of the best ways to elaborate a memory is to try visually to imagine it in your mind’s eye. If you can link the sound of a word to a picture representing its meaning, it’ll be far more memorable than simply learning the word by rote.” Je zou voor elk woord dat je leert in een vreemde taal een geheugensteuntje moeten creëren, aldus Foer: “(...) a rhyme, an image, a video or just a note about the word’s etymology, or something striking about its pronunciation.” Joshua Foer, “How I learned a language in 22 hours ”, The Guardian, 9 november 2012, http://www.guardian.co.uk/education/2012/nov/09/learn-language-in-three-months.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten