Ausgerechnet

 Ik onthoud niet veel van wat ik lees. Soms kan ik me zelfs niet herinneren of ik een boek gelezen heb en al helemaal niet waar dat dan wel over ging. Niettemin schoot me laatst iets te binnen dat ik zeker vijftig jaar geleden gelezen heb.

Het is een tafereel in een roman van Andreas Burnier. Bohemiens (Hollandse weliswaar, maar toch) nemen in nachtelijk Amsterdam een Duitse matroos mee op sleeptouw naar een zuipfestijn. Waarom ze dat doen, zo kort na de oorlog (we zijn hier begin jaren vijftig), blijft onduidelijk, maar waar je op kan wachten, gebeurt. Die mof (kwade dronk, remmen los, ware aard boven) begint op joden te schelden. Een van de bohemiens confronteert hem, zeggende dat hij zelf joods is (wat niet zo is) en of hij soms wat had. Nou nee, althans, niet meer.

Die flinke bohemien wordt met name genoemd, dat kan ik me ook nog herinneren. Het is Lucebert.

Ausgerechnet.

Nu komt dit tafereel voor in een roman. Ik heb het boekje, Een tevreden lach, inmiddels herlezen. Dat zou weliswaar een autobiografische roman zijn, maar waar gebeurd doet daarbij net zoveel ter zake als in Ik Jan Cremer. Maar stel, het gebeuren heeft zich in werkelijkheid voltrokken zoals beschreven, wat was dan de motivatie van Lucebert? Probeerde hij iets goed te maken, al was dat na de oorlog? Eén detail was ik vergeten: de Duitser trok een mes, om daar joden aan te rijgen. Lucebert liep wel degelijk gevaar.

Als Andreas Burnier het echter allemaal verzonnen heeft, waarom dichtte zij dit flinke gedrag dan toe aan Lucebert, die verder in het verhaal niet voorkomt, maar wel de enige persoon in de roman is die bij zijn echte naam, bij wijze van spreken dan, wordt genoemd?

Ik zou dat wel eens willen weten. Neerlandici, aan het werk.


Geen opmerkingen: