Een recente aanwinst voor de boekenplank is Tohar
HaLasjon, toldot milchamat hasafah (Zuiverheid van de taal, geschiedenis
van de taaloorlog), een brochure gericht tegen het modern Hebreeuws. Het boekje
is zelf ook in het Hebreeuws gesteld, maar dan in de rabbijnse taal, en niet in
het tziojnis (klemtoon op oj), het zionistisch, zoals modern
Hebreeuws ook wel afkeurend wordt aangeduid. Ik heb nog niet de tijd en moeite
genomen om het te lezen (zo gemakkelijk gaat me dat niet af), maar heb het wel
doorgebladerd of de auteur, een zekere Sjmoeël Rothschild, iets te zeggen had
over het woord chasjmal. En inderdaad, in een noot op p. 47 citeert hij
de journalist Uriel Zimmer (1921-1961), althans hij geeft een aangedikte
Hebreeuwse vertaling van een passage uit diens Torah-Judaism and the State
of Israel (Londen, 1961), gezuiverd van een verwijzing naar de Septuagint
en barnsteen, alsmede van de begrippen radio en televisie. Zimmers hele
geschrift is op het Internet te vinden, maar ik geef hier niet de link, want
het staat op een site van nare, extremistische mensen.
Hier is de vertaling, naar de versie in Tohar HaLasjon.
‘Chasjmal is het gebruikelijke Hebreeuwse woord om elektriciteit aan te duiden. De oorsprong van dit woord is in het boek Jechezkel (1:4) te vinden, in het hoofdstuk dat het visioen van de profeet beschrijft. Dit hoofdstuk, gewoonlijk “ma’aseh merkavah” genoemd, is één van de meest geheiligde passages van de Heilige Boeken. Het is slechts een uitverkoren enkeling toegestaan, en dan nog onder bijzondere voorwaarden en op speciale wijze, om zich te verdiepen in de geheimen van het profetische visioen. In zijn visioen zag Jechezkel een groot vuur “en daarin de aanblik van chasjmal”. Het resultaat was dat het woord chasjmal een heilig ontzag opwekte in het hart van elke Jood, oud en jong. Het begrip chasjmal werd automatisch verbonden met de ma’aseh merkavah, met het mysterie van de Schepping en met de Sefirot. Maar tegenwoordig kent het kind of de volwassene die modern Hebreeuws spreekt chasjmal in de betekenis van elektrische stroom – iets dat hij honderden malen per dag gebruikt en ziet, iets dat bij hem geen enkel heilig gevoel of ontzag oproept, iets dat bij de huiskamer of de badkamer hoort. Als dit kind nu het woord chasjmal bij Jechezkel tegenkomt, verandert de profetie onbewust in iets absurds. Zonder dat hij het beseft, komt de ma’aseh merkavah eruit te zien als een elektrisch “klank- en lichtspel”. De hele context verandert in iets totaal profaans, in het gunstigste geval, maar dat was ook precies de bedoeling van de “herleving van de taal”.’
Vermoedelijk is dit citaat illustratief voor de teneur van
rest van Tohar HaLashon. Het is een bekend dat de ultra-orthodoxie zich
altijd met luider stemme verzet heeft tegen secularisatie, vooral als deze
zionistische vorm aannam, en des te meer als deze Zionisten zich ook nog eens
het Hebreeuws, de Heilige Taal, toe-eigenden voor dagelijks en derhalve profaan
gebruik. Overigens wijst deze zelfde Uriel Zimmer erop, dat het moderne
Hebreeuws eigenlijk helemaal geen Hebreeuws is, zelfs geen Semitische taal. Hij
citeert met instemming de Duitse orientalist Gotthelf Bergsträsser (1886-1933)
die het een “Europese taal in doorzichtige Hebreeuwse vermomming” noemde.
Verder beweert Zimmer dat de voorstanders van het modern Hebreeuws de
Sefardische uitspraak hebben gekozen (die volgens Zimmer niet eens Sefardisch
is) om het verschil met de Heilige Taal zoals gebezigd in het Beis Medrasj
te benadrukken. In een ander antizionistisch boek vond ik de opmerking dat het
moderne Hebreeuws, “dat bedoeld is voor dagelijks gebruik, met gewijzigde en
bijgewerkte betekenissen van joodse termen, ... tegenwoordig slechts
beperkte waarde [heeft] voor een Israëli die de Thora openslaat” (Rabkin, p.
84).
Als dit allemaal zo is, wat is dan het bezwaar tegen het
gebruik van modern Hebreeuws? Wat is het verschil met Jiddisch, dat immers ook
een Europese taal voor dagelijks gebruik is met een heleboel Hebreeuwse
woorden, die bovendien nog op zijn Asjkenazisch worden uitgesproken, net als in
het Beis Medrasj? Misschien legt Sjmoeël Rothschild de fijne nuance uit.
Overigens is wat Zimmer beweert op eigen gezag en dat van Gotthelf Bergsträsser heden ten dage niet zo controversieel, getuige het volgende citaat uit Benjamin Harshav’s Language in Time of Revolution (1993): “[Modern] Hebrew is a Semitic language only in the genetic and etymological sense, concerning only basic vocabulary and morphology. From every other perspective, it is an ally of the modern European languages” (p. 170). Begrijpelijkerwijze is Harshav, in tegenstelling tot Zimmer, geen ultraorthodoxe antizionist. En dat modern Hebreeuws, zonder verdere studie, ontoereikend is om Bijbels Hebreeuws te begrijpen – dat feit had Yosef Klauzner (1874-1958), hebraïst en fervent Zionist, ook al vastgesteld.
Bibliografie
Benjamin Harshav, Language in Time of Revolution,
Berkeley 1993. Hierin opgenomen: Yosef Klauzner, “Ancient Hebrew and Modern
Hebrew” (1929), p. 208-215.
Yakov M. Rabkin, In naam van de Thora, de geschiedenis van
de antizionistische joden, Antwerpen 2006. Al snel verramsjt, vond ik dit
boek bij De Slegte, toen ik in 2009 in Leeuwarden was.
Sjmoeël Rothschild, Tohar HaLasjon, toldot milchamat
hasafah, Jeruzalem 2008. Uitgegeven door een firma die zich Safa broerah
noemt (Duidelijke taal); dit was ook de naam van een in 1889 opgericht,
kortstondig taalkundig gezelschap, waarvan Eliëzer Ben Jehoeda één van de
initiatiefnemers was.
Zie ook de bespreking van Tohar HaLasjon, Yair Ettinger, “Language wars round two “, Haaretz, 27-3-2008, link: http://www.haaretz.com/print-edition/features/language-wars-round-two-1.242851.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten