In de jaren negentig verschenen er ook
graancirkels in Nederland. Bij een exemplaar in Zeeland was ook één van de televisiejournalen
erbij. Ik herinner me dat nieuwsbericht als volgt: het journaal toonde twee
jonge mensen, een man en een vrouw, die nauwkeurig de randen van de cirkel en
de gebogen of gebroken stengels inspecteerden. Het waren deskundigen op dit
gebied, je kon zien dat ze wisten wat ze deden. Toen ze klaar waren, zeiden ze
tegen microfoon en camera, dat er geen “natuurlijke verklaring” voor het
verschijnsel was.
Als ze het daarbij gelaten hadden, zou dat van een zekere wetenschappelijke
attitude getuigd hebben, zij het met onbevredigend resultaat, net als wanneer
geen dokter je kan vertellen wat je toch scheelt. Maar het tweetal vervolgde
met de mededeling dat er geen andere conclusie mogelijk was dan dat dit het werk
van ufo’s was.
Daarmee vertoonden de deskundigen toch een gebrek aan fantasie. In plaats van
met iets interessants over graancirkels te komen, die tenminste werkelijk
bestaan, maakten zij het verschijnsel ondergeschikt aan de wens om de echtheid
van ufo’s te bewijzen. Als er nu ooit één was aangetroffen, in Zeeland of
elders, schuin geparkeerd aan de rand van de akker, met de buitenaardse wezens
ontspannen een sigaretje rokend, zittend op de treeplank of leunend tegen de
motorkap, nu het karwei gedaan was. Maar zonder concrete aanwijzingen van deze
aard is de fantasie toch geen enkele beperking opgelegd?
(foto: Jabberocky) |
Je zou kunnen opperen – of laat ik het zó
stellen: ik heb sterke aanwijzingen, dat graancirkels wel degelijk
mensenwerk zijn, maar niet van mensenhanden. Ze zijn een uiting van telekinetische
abstractie, een nieuwe doorbraak in de beeldende kunst, het werk van zeer
begaafde kunstenaars, diepe en vooral krachtige denkers. Hun anonimiteit wordt
angstvallig in stand gehouden, opdat niet het militair-industrieel complex de
telekinetische abstractie – art pour l’art, nietwaar? – voor zijn eigen
lage doeleinden probeert te misbruiken. Overigens is deze kunstvorm inmiddels
op een nieuw, hoger plateau aangekomen, dat van conceptuele telekinese.
Hier bedenkt de kunstenaar, of laat juist na te bedenken, wat hij en zij door
denkkracht zou kunnen scheppen, teneinde het verschijnsel graancirkels en de
hele telekinetische abstractie an und für sich ter discussie te stellen.
De resultaten van deze nieuwe stroming zijn onzichtbaar en zullen dat ook
blijven.
Er lijkt me hier niets tegen in te brengen, althans niet meer dan tegen de
verklaring dat graancirkels het werk van ufo’s zijn. Je hoeft je ook niet af te
vragen wat ze bedoelen: zijn het een soort van hiëroglyfen, en zo ja – waarom
hebben buitenaardse wezens wel de beschikking over vliegende schotels waarmee
ze – sneller dan het licht – onoverbrugbare afstanden kunnen afleggen, maar
niet over tekens met een geringere puntgrootte? Door graancirkels als kunst te
beschouwen, blijven dergelijke vraagstukken buiten schot. Niettemin kleeft
hieraan ook een bezwaar.
Naast de formidabele grootte bestaat de voornaamste aantrekkelijkheid van
graancirkels eruit, dat ze zijn weergegeven op een graanveld; de techniek is
niet olie op doek of zoiets, maar rechtopstaande en gebroken stengels op
landbouwgrond. (De boeren klagen, uiteraard, maar dat doen ze altijd). Als je
dezelfde vormen op doek of op papier zou zien, zou daarentegen veel verloren
gaan. Monochrome, symmetrische composities met cirkels leveren een saaie vorm
van geometrische abstractie op. Voor zover ik dat kan beoordelen, is het meeste
werk dat onder de wijde overhuiving van geometrische abstractie valt zelden
symmetrisch en bevat het zelden echte cirkels: te saai, zelfs volgens
geometrisch-abstracte beginselen. Overigens is er tenminste één uitzondering op
deze regel, die ik me vaag kon herinneren en die in verband stond met de
collectie van Hulsen.
In juni 1992 kwam bij het bedrijf waar ik toen werkte een grote hoeveelheid
hedendaagse kunstenaarsgrafiek ter veiling, afkomstig van Galerie van Hulsen in
Leeuwarden. Er stond me bij dat daar nogal wat geometrische abstractie tussen
zat. Geholpen door de veilingcatalogus die ik nog had en door Google Image
Search vond ik deze misschien wel zeldzame uitzondering van symmetrische
geometrisch-abstracte kunst met cirkels. Het bleek om werk van de Nederlandse
kunstenaar Ronald Abram te gaan. Onvermoed kreeg het vraagstuk van de
graancirkels, althans het stukje dat ik daarover aan het schrijven was, conform
de ondertitel van dit weblog, hiermee een joodse kant.
Ik had bij het samenstellen van de
veilingcatalogus alleen een paar geometrisch-abstracte zeefdrukken van Abram
uit het begin van de jaren zeventig gezien. Over de kunstenaar vond ik in Scheen’s
Lexicon slechts dat hij in 1938 geboren was. Nu kwam ik er via Google
achter (zoekterm: Ronny Abram) dat hij later figuratief werk had gemaakt –
nogal verontrustend werk: krijttekeningen van bergen naakte lijken (thans in de
collectie van het Joods Historisch Museum). Ik vond ook een necrologie in een Groene
Amsterdammer uit 1999, waaraan ik ontleende dat Abram, op transport gesteld met
zijn ouders, als zevenjarige alleen uit Bergen-Belsen terugkwam. Dat wierp
opeens een ander licht op die nogal saaie zeefdrukken. Maar dit terzijde – waar
het om gaat, is dat zelfs in dit geval van saaie, symmetrische
geometrisch-abstracte kunst, iets veel diepers schuilgaat – juist omdat alles
bij elkaar, op zijn plaats en heel lijkt te zijn.
Graancirkels daarentegen zien er voornamelijk uit
als geconstrueerd met passer en geodriehoek, producten van het platte vlak.
Mensen die in ufo’s geloven slaan buitenaardse wezens kennelijk artistiek niet
al te hoog aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten